Vandaag :
♔ niets op de agenda
Vandaag jeugd:
Vandaag niets op de jeugdagenda

roha

Swindelen 4

Omdat vanavond het seizoen 2022-2023 met de ALV van start gaat hieronder, een dag eerder dan aangekondigd, het vierde en laatste artikel over de kunst van het swindelen. In deze handout van de training, in het vorig seizoen voorafgaand aan de rapid, wordt nader ingegaan op de ‘drie vragen techniek’ en welke soorten swindels goed werken bij een specifieke gemoedstoestand van de tegenstander.

 

Wanneer je op basis van voorgaande vastbesloten bent zo goed mogelijk gebruik te maken van je defensieve mogelijkheden maar niet goed weet hoe, komt de techniek van de ‘drie vragen’ van pas.

 

  1. DE ‘DRIE VRAGEN TECHNIEK’

De drie vragen zijn:

  1. Wat is mijn tegenstander van plan?
    Dit kan inzicht geven in de instelling die de tegenstander heeft. Mogelijk ook inzicht in welke zwaktes uit te buiten zijn. Is er sprake van controledwang, de stelling rustig uitspelen? Wil de tegenstander het ‘mooi doen’? Dan is er misschien sprake van overmoed. Of snel klaar zijn: ongeduld.
  2. Hoe gaat mijn tegenstander dat plan uitvoeren?
    De tweede vraag gaat over de details van de strategie van de tegenstander en geeft handvatten om dat plan te frustreren.
  3. Wat is er goed aan mijn stelling?
    De eerste twee vragen geven inzicht in wat er in het hoofd van de tegenstander zou kunnen omgaan. Maar een swindel is meer dan alleen het zoeken naar de zwakke punten van de tegenstander. We moeten ook de eigen sterke punten weten.

Eerste voorbeeld:

 

Nog een voorbeeld van het zoeken naar een verdediging met behulp van de drie vragen.

 

De derde vraag is nuttig omdat je ermee kunt bekijken wat je zou kunnen helpen, hoe slecht je stelling ook is. Het kan van alles zijn, bijvoorbeeld:

  • De koning van de tegenstander staat slecht.
  • Je stukken staan actiever.
  • Je bent aan de ene kant van het bord beter ontwikkeld, dan val je daar aan.
  • Je kunt koersen op een theoretisch remise-eindspel.
  • Is er in het eindspel een mogelijkheid voor een vesting?
  • Als je stukken ‘vast’ staan, is er een mogelijkheid op pat?

Kijk daarom niet naar hoe je tegenstander gaat winnen maar steek je energie in het zoeken naar een val die je kunt stellen op de zet die je verwacht. Vraag jezelf af welke zet je zelf het vervelendst zou vinden om tegen te spelen. Horowitz en Reinfeld onderscheiden een maximaal en een minimaal doel van een swindel. Het maximale doel is het omzetten van verlies in winst. Wat je in ieder geval minimaal moet doen is het de tegenstander zo lastig mogelijk maken, te compliceren, obscure varianten te kiezen en de tegenstander aan het twijfelen te brengen over de beoordeling van de stelling. Laat merken dat je niet van plan bent het bijltje er zo maar bij neer te gooien.

 

DE GEREEDSCHAPSKIST

De vorige keren zijn de gemoedstoestanden waar volgens Smerdon gebruik van gemaakt kan worden om te swindelen zijn aan de orde gekomen. Recapitulerend: ongeduld, overmoed, angst en controledwang. Elke zwakte heeft zo zijn eigen soort val die de meeste kans van slagen heeft:

  1. Het Trojaans paard (Smerdon: Trojan Horse)  werkt bij ongeduld
  2. Het lokaas (Smerdon: Decoy Trap) werkt bij overmoed
  3. De woeste aanval (Smerdon: Berserk Attack)  werkt bij angst
  4. Het geitenpaadje (Smerdon: Window-Ledging) werkt bij controledwang

Belangrijk hierbij is de tegenstander te ‘lezen’, in welke gemoedstoestand verkeert hij (of zij)? Hoe interessant ook, er is nu geen gelegenheid daar dieper op in te gaan.

Hierna van elk een korte toelichting en voorbeeld.

 

1. HET TROJAANS PAARD

Het doel van de swindelaar is de tegenstander te verleiden een blunder te maken. Dat kan door te frustreren, te compliceren, door te gaan tot het uiterste, hem uit zijn normale gedachtegang te halen. Als er sprake is van ‘ongeduld’ is het beter juist te geven wat hij wil, met hem mee te gaan en te verleiden tot een ogenschijnlijk snelle, maar foutieve, afwikkeling.

 

2. HET LOKAAS

Deze val werkt het beste bij een tegenstander die leidt aan ‘overmoed’. De swindelaar speelt een zet die een overduidelijke dreiging heeft maar op het eerste gezicht makkelijk te pareren is. Het ‘lokaas’ heeft echter een diepere laag die door de ogenschijnlijke dreiging makkelijk over het hoofd te zien is. Wanneer de tegenstander overmoedig is en denkt dat het nu wel gauw uit is is vatbaar voor dit soort swindel.

 

Een ander voorbeeld:

 

Analyse

Wat zou er gebeuren als wit het mat met 59. Pxd6 had opgeheven?

 

Hoe kan wit wel winnen?

 

3. DE WOESTE AANVAL

Wanneer je een verloren stelling hebt maakt het niet meer uit wat je doet. Wanneer de tegenstander voorzichtig speelt en je de indruk hebt dat hij bang is fouten te maken is het in dat geval goed om helemaal los te gaan en alles op de aanval te zetten. Er is toch niets meer te verliezen.

Anderzijds is het vaak verstandig niet direct alle kaarten op tafel te leggen maar ze nog even tegen de borst te houden en zo niet opzichtig te laten zien wat je van plan bent.

Voorbeeld:

 

4. HET GEITENPAADJE

De tegenstander koerst langzaam maar zeker af op de overwinning, heeft alles onder controle. Wat dan nodig is is het aantal mogelijkheden te vergroten. Verander de stelling zo dat beide partijen fouten kunnen maken. Maak het de tegenstander zo moeilijk mogelijk om uit de vele mogelijkheden de juiste weg te vinden. Creëer zoveel chaos dat er veel te kiezen is. Zoek zelf naar het smalle pad uit de chaos die gecreëerd is.

Zoals Tal het formuleerde: ‘Lok je tegenstander mee, diep een donker bos in waar twee plus twee vijf is en de weg naar buiten maar net breed genoeg is voor één persoon.’

Het opzetten van deze val kan vooral effectief zijn wanneer de tegenstander in tijdnood is. Elke zet moet dan zo nauwkeurig mogelijk zijn maar de kans op fouten is groot.

 

Geraadpleegde boeken

Smerdon, David The Complete Chess Swindler New in Chess 2020
Smerdon vindt dat swindelen te trainen is. In dit boek probeert hij de techniek van het swindelen te vangen. Zeer lezenswaardig en amusant!
Soltis, Andrew How to Swindle in Chess Batsford 2020
Soltis probeert ook het hoe van het swindelen inzichtelijk te maken maar doet dat minder systematisch dan Smerdon.

Opvallend dat beide boeken bij verschillende uitgevers vrijwel gelijk zijn uitgegeven. Er is overlap in partijen maar niet veel zodat de boeken elkaar goed aanvullen.

 

Een greep uit andere boeken over en met swindels:

Horowitz, I. & Reinfeld, F. Chess Traps Pitfalls Swindles Simon & Schuster 1954
Mortazavi, Ali The Fine Art of Swindling Cadogan Chess 1996
Neiman, Emmanuel The Magnus Method New in Chess 2021
Delft, Merijn van & Boel, Peter Chess Buccaneer New in Chess 2021

 

 

Swindelen 3

In dit derde deel iets over de mentale instelling die de swindelaar nodig heeft en de eerste drie elementen van hoe swindelen te trainen is.

 

De mentale instelling van de swindelaar

Hiervoor hebben we het gehad over de mentale instelling van de beswindelde en de zwaktes waarvan geprofiteerd kan worden. Welke kracht kan de swindelaar daar tegenover stellen? Het meest belangrijke is dat de swindelaar een meer dan gruwelijke hekel aan verliezen heeft.
Dat hebben we allemaal maar sommigen van ons meer dan anderen.

Twee eigenschappen springen in het oog:

  1. Lef
  2. Optimisme

1. LEF

Lef heeft ook passie en vasthoudendheid nodig. Niet opgeven wanneer de stelling hopeloos lijkt. Zoeken naar mogelijkheden om een saaie stelling nieuw leven in te blazen. Onderzoek heeft uitgewezen dat deze persoonlijkheidstrek een goede graadmeter is voor het voorspellen van succes. In het schaken betekent dat: lef redt punten.

Een voorbeeld van vasthoudendheid:

Deze stelling is ontstaan na 77 zetten. Het is mat in 15 zetten, zegt de computer maar als mens hebben we daar niet veel aan. Het lukt wit maar niet het juiste plan te vinden. Dat frustreert steeds meer en wit mist meerdere keren de winst. Zwart maakt daarvan optimaal gebruik en gebruikt patmotieven om een half punt te redden.

 

Op de 103e zet stelt zwart een laatste val:

 

 2. OPTIMISME

Optimisme is een essentieel wapen in het arsenaal van de swindelaar. Het dient twee doelen. Ten eerste is het veel gemakkelijker lef en vasthoudendheid te tonen als je erin gelooft dat je kansen op succes goed zijn. En ten tweede is een optimistische houding niet bevorderlijk voor de gemoedstoestand van de tegenstander die verwacht dat je wel snel zult opgeven. Wat de swindelaar wil bereiken is dat de tegenstander aan zichzelf gaat twijfelen (‘heb ik alles wel gezien’). Niet goed voor de concentratie, ongeduld en overmoed liggen op de loer. Nederlands voorbeeld: Manuel Bosboom die erom bekend staat zetten te spelen alsof ze de meest briljante zijn, hoeveel hij ook achter staat. Lees zijn biografie ‘Chess Buccaneer’, geschreven door Merijn van Delft en Peter Boel.

Wie zou na vier zetten niet de neiging hebben om op te geven? Deze partij laat zien dat optimisme kan lonen. Zeker in combinatie met swindelkwaliteiten.

 

Training van het swindelen

Lef en optimisme zijn dus belangrijke factoren. Aan de hoeveelheid talent kunnen we, net als aan de hoogte van het IQ, maar weinig veranderen. Persoonlijkheidstrekken zoals vasthoudendheid en positiviteit zijn wel degelijk te ontwikkelen. Er zijn trucs die we tijdens een partij kunnen toepassen om meer lef te hebben en optimistischer te zijn. Of dat in ieder geval naar de tegenstander uit te stralen.

Vier elementen:

  1. Opnieuw beginnen
  2. De wonderen zijn de wereld nog niet uit
  3. De theorie van de ‘oneindige weerstand’
  4. De ‘drie vragen techniek’

 

1. OPNIEUW BEGINNEN

Als je compleet verloren staat is de verleiding om o; te geven en er maar vanaf te zijn groot. Dat is het moment waarop je tegen jezelf moet zeggen dat de verwachting is dat je een nul gaat scoren. Maar alles wat het meer is, is winst. Bekijk het van de optimistische kant! Al is het alleen maar het genoegen om je tegenstander te zien zweten omdat er nog gespeeld moet worden. Of om gekke zetten te spelen omdat je toch niets te verliezen hebt. Geniet van het feit dat het toch niet uitmaakt wat je speelt.

In het laatste voorbeeld is 5. b4! een lekkere zet om te spelen, 12. Lxh7 ook. Een verloren stelling en doorklooien.

Belangrijk is te beseffen dat er niets meer op het spel staat. Het is vaak voorgekomen dat spelers zelfs in gewonnen stellingen hebben opgegeven omdat ze er niet meer in geloofden en in gedachten al opgegeven hadden. Naast heel veel ander vermakelijks heeft Tim Krabbé heeft er 35 op zijn website staan: https://timkr.home.xs4all.nl/chess2/resigntxt.htm

De belangrijke les is dat wanneer je ervan overtuigd bent dat je gaat verliezen ben je niet langer gemotiveerd om naar een eventuele verdediging te kijken. Daardoor kun je mogelijkheden voor een succesvolle swindel over het hoofd zien. Om te onthouden: er is (bijna) altijd wel een mogelijkheid om te swindelen of het je tegenstander op zijn minst zo moeilijk mogelijk te maken.

Dit voorbeeld, een partij tussen twee van de sterkste rapidspelers van de wereld, is een mooi voorbeeld van een gemiste mogelijkheid voor een swindel.

 

 2. DE WONDEREN ZIJN DE WERELD NOG NIET UIT

Als de stelling er uitzichtloos uitziet bedenk dan dat de meest fantastische swindel enkel en alleen maar kan in een in een hopeloze stelling! Het is nu eenmaal zo dat wanneer je verloren stellingen opgeeft je nooit meer zult scoren dan nul punten.

 

3. DE  THEORIE VAN DE ONEINDIGE WEERSTAND

Deze theorie, van de Australische FM Bill Jordan, stelt:

In de meeste stellingen waarin je een beslissend nadeel hebt zul je niet verliezen wanneer je op elke volgende zet de meest lastigste zetten speelt.

Dit gaat niet persé over swindelen maar benadrukt dat, zoals Lasker zei, niets moeilijker is dan het winnen van een gewonnen stelling.

Swindelen 2

De tweede training over dit onderwerp.

 

Belangrijkste punten vorige keer:

Het belangrijkste kenmerk van een swindel is dat de swindelaar bewust de tegenstander uitlokt een verkeerde zet te doen, een blunder te maken. Dus niet het simpelweg profiteren van een blunder, daar is geen actie van de swindelaar aan vooraf gegaan.

Het doel van een swindel is de kans dat onze tegenstander van vlees en bloed (computers zijn doorgaans niet te beswindelen) zijn stelling verpest maximaal te vergroten.

Lasker zei dat je niet de beste zet hoeft te spelen maar de zet die het lastigst is voor je tegenstander. Soltis haalt dat in feite aan. Of zoals Smerdon het formuleert: De speler moet proberen de beste zet te spelen. Maar dat is niet noodzakelijkerwijs de zet die de computer voorstelt.

Smerdon is van mening dat je swindelen kunt leren. En dat is vooral door gebruik te maken van het tweede element van zijn definitie: de psychologische gemoedstoestand van de tegenstander.

Mentale instelling van de ‘beswindelde’

Een aantal redenen die te maken hebben met waarom iemand valt voor een swindel zijn volgens Soltis:

  1. De beswindelde denkt dat er maar twee resultaten mogelijk zijn: winst of remise. Met de mogelijkheid dat verlies mogelijk is wordt geen rekening gehouden.
  2. De beswindelde wil snel winnen. Oftewel ongeduld, de zwakke plek waar Smerdon uitgebreid op in gaat en hieronder nader wordt bekeken.
  3. De beswindelde houdt alleen rekening met de eigen tactische mogelijkheden en kijkt niet naar die van de tegenstander.
  4. De beswindelde gaat ervan uit dat er als vanzelf vooruitgang wordt geboekt.
  5. De beswindelde gaat op de automatische piloot. Met ‘gewone’, routinematige zetten kan de winst worden binnengehaald.
  6. De beswindelde beoordeelt de stelling verkeerd en mist het gevoel voor gevaar.

Vier zwakke plekken

Veel voorkomende gemoedstoestanden waar volgens Smerdon gebruik van gemaakt kan worden om te swindelen zijn:

  1. Ongeduld
  2. Overmoed
  3. Angst
  4. Controledwang

Ongeduld is de vorige keer aan de orde gekomen. We gaan verder met:

 

II. OVERMOED

I don’t think there is a thing like overconfidence in chess. It’s always better to be too confident than too reluctant. – Magnus Carlsen

Of een te groot zelfvertrouwen, hoogmoed, arrogantie, zelfoverschatting, roekeloosheid.

Als het resultaat van de partij een uitgemaakte zaak lijkt kan overmoed leiden tot zelfvoldaanheid. Wat weer kan leiden tot slordigheid. Er is natuurlijk niets mis met een groot zelfvertrouwen, maar de swindelaar kan er gebruik van maken als het doorslaat naar zelfoverschatting en roekeloosheid. En zei Lasker niet: ‘Niets is moeilijker dan het winnen van een gewonnen partij.’?

In een gewonnen stelling kan overmoed een gevoel van onoverwinnelijkheid met zich mee brengen. Er is de overtuiging dat alles wint.

Een voorbeeld:

Wit staat compleet gewonnen, zwart probeert nog wat.

 

III. ANGST

Later, I began to succeed in decisive games. Perhaps because I realized a very simple truth: not only was I worried, but also my opponent. – Mikhail Tal

Angst en overmoed zijn twee uiteinden van hetzelfde spectrum. Angst is een natuurlijk iets. Mensen zijn van nature alert op risico’s die ze lopen. Het verhoogt het bewustzijn en de concentratie.

We verliezen niet graag, niet alleen in het schaken maar ook in het dagelijks leven. Vaak zijn de emoties na een verlies in plaats van een remise sterker dan de teleurstelling na een remise in plaats van winst.

A man who is willing to commit suicide has the initiative. – Boris Spassky

Overmoed kan worden uitgebuit. Angst ook.

Wit speelde te passief en probeerde met risicoloos spel angstvallig niets weg te geven. Door in deze stelling bang te zijn om zijn voordeel weg te geven, gaf wit het juist weg.

Een goed voorbeeld van hoe angst er toe kan leiden dat de winst vervliegt. Maar dit was geen duidelijke swindel waarbij bewust getracht wordt de tegenstander te verleiden tot een foutieve zet.

Gewonnen stellingen worden nu eenmaal niet vanzelf gewonnen.

 

IV. CONTROLEDWANG

Mijn stijl is mijn tegenstander en mijzelf naar onbekend terrein te lokken. Een partij schaak is geen onderzoek naar hoeveel je weet; het is een zenuwoorlog. – David Bronstein

Ongeduld gaat vaak hand in hand met overmoed. Angst en controledwang gaan ook vaak samen.

Bij controledwang wil de speler alles zoveel mogelijk in de hand houden. Controledwang ligt ergens tussen de ‘controlfreak’ en iemand met een obsessief compulsieve (dwang) stoornis. De speler is bang de controle over de stelling te verliezen en zijn voordeel te verspelen.

De zwakte hiervan is de angst voor complicaties. Dit is het element dat de swindelaar kan gebruiken. Als de tegenstander bang is voor chaos dan is dat precies wat gecreëerd moet gaan worden.

Een paar dagen voordat deze partij gespeeld werd had Smyslov een interview gegeven en gezegd dat Tal in zijn partijen vaak het geluk aan zijn zijde heeft en dat het zijn, Smyslovs, taak is Tal op een gewone manier te verslaan. Smyslov is in onderstaande partij daarin een eind op weg.

 

 

Een tweede voorbeeld:

Training + Swindelen

De afgelopen jaren heb ik voorafgaand aan de rapid trainingen gegeven aan geïnteresseerde spelers. De laatste tijd is de opkomst steeds minder geworden, waren er eerst wel meer dan tien aanwezigen, nu zijn het er soms maar drie. Dat betekent dat ik overweeg te stoppen met de trainingen, de tijdsinvestering wordt anders onevenredig. Dit seizoen is geteisterd door corona, wellicht heeft dat ook te maken met de tanende opkomst. Het bestuur heb ik gevraagd dit punt te agenderen voor de ALV om te inventariseren hoeveel belangstelling er nog is.

Dit seizoen heb ik aandacht besteed aan het fenomeen ‘swindelen’, vooral geïnspireerd op het boek van David Smerdon: ‘The Complete Chess Swindler’. De teksten van de trainingen zijn gewoonlijk te vinden in het besloten deel van de website. Omdat dit een raar seizoen was zet ik de vier trainingen over het swindelen nu en de volgende drie vrijdagen online in het publieke deel.

Ik wens u minstens evenveel genoegen met de swindels en de ’theorie’ erachter als ik beleefd heb aan het lezen over de kunst van het swindelen en het maken van de trainingen!

 

Alle blunders zijn al op het bord, ze hoeven alleen nog maar gemaakt te worden – Tartakower

De speler die de op-een-na laatste fout maakt, wint. – Tartakower

 

Dit seizoen aandacht voor een onderwerp tot grote vreugde en diepe droefenis kan leiden: de swindel. Hierbij maak ik gebruik van wat er over dit onderwerp is geschreven door diverse auteurs is geschreven. Vooral van de inzichten en voorbeelden van David Smerdon van Andrew Soltis.

 

Wat is een swindel?

Een eerste voorbeeld in drie fragmenten:

 

Het verloop van de partij:

01 Fragment Furman – Smejkal

 

De reactie van Tal:

02 Fragment Furman – Smejkal

 

 

Hoe zwart bijvoorbeeld de partij na 91. Pb3 toch had kunnen winnen:

03 Fragment Furman – Smejkal

 

Een swindel is niet simpelweg het profiteren van een blunder van de tegenstander.

04 Fragment Mammadova – Krumina

Geen swindel.

 

Definities van een swindel

  • Jonathan Rogers (in Kingpin: https://www.kingpinchess.net/2013/09/the-fine-art-of-swindling-defined/
    Wanneer een speler een zet speelt die erop gericht is een fout bij de tegenstander uit te lokken (en daarin slaagt) en die fout maakt een gunstige combinatie mogelijk, dan heeft de speler zijn tegenstander ‘beswindeld’.
  • David Smerdon
    De swindelaar heeft een objectief verloren stelling;
    2. De swindelaar provoceert zijn tegenstander bewust een blunder te begaan, vaak door gebruik te maken van een psychologische eigenschap van de tegenstander;
    3. Het slachtoffer verprutst zijn voordeel, waardoor de swindelaar weg komt met remise of zelf een heel punt.
  • Andrew Soltis
    In een verloren stelling zoek je niet naar de objectief ‘beste’ zet. Zoek naar de zet die tegen een menselijke tegenstander de grootste kans op succes heeft. De swindelaar weet dat een minder forcerende zet een grotere kans heeft op het begaan van een fout omdat het de tegenstander een ruimere keus aan zetten biedt.

 

Het belangrijkste kenmerk van een swindel is dat de swindelaar bewust de tegenstander uitlokt een verkeerde zet te doen, een blunder te maken. Dus niet het simpelweg profiteren van een blunder, daar is geen actie van de swindelaar aan vooraf gegaan.

 

Het doel van een swindel is dus het maximaal vergroten van de kans dat onze tegenstander van vlees en bloed (computers zijn doorgaans niet te beswindelen) zijn stelling verpest.

Lasker zei dat je niet de beste zet hoeft te spelen maar de zet die het lastigst is voor je tegenstander. Soltis haalt dat in feite aan. Of zoals Smerdon het formuleert: De speler moet proberen de beste zet te spelen. Maar dat is niet noodzakelijkerwijs de zet die de computer voorstelt.

 

Smerdon is van mening dat je swindelen kunt leren. En dat is vooral door gebruik te maken van het tweede element van zijn definitie: de psychologische gemoedstoestand van de tegenstander.

  1. Wat zijn de meest voorkomende psychologische instellingen die invloed hebben op spelers?
  2. Wat zijn de belangrijkste eigenschappen en vaardigheden die de swindelaar nodig heeft om gebruik te maken van die instelling?
  3. Hoe voeg je beide samen om handvatten te hebben hoe je het swindelen kunt trainen?

 

Swindel-modus

Wanneer moet je in swindel-modus gaan? Deze vraag is niet zo moeilijk te benatwoorden:

  1. Als je denkt dat je vrijwel zeker gaat verliezen als de partij ‘gewoon’ (zoals de computer aan zou geven) verder gaat is het tijd je instelling te veranderen en naar swindels te gaan kijken.
    Een swindel opzetten is normaal gesproken een gok waarvan de meest waarschijnlijke uitkomst is dat je gaat verliezen. Maar er is een kleine kans dat je tegenstander je de kans geeft de partij te redden. Het is de taak van de swindelaar die kans zo groot mogelijk te maken.
  2. Als je erover denkt de partij op te geven is dat zeker het moment om over een swindel na te gaan denken!

 

Wat dan te doen?

Als het erop aan komt te gaan swindelen moet je niet meer over de beste (computer)zetten na gaan denken. Swindelen ga je immers op het moment dat je verloren staat en normale zetten tot verlies zullen leiden. Om goed te kunnen swindelen is het belangrijk te begrijpen waarom swindels werken  en kennis te hebben van de zwakke plekken van de schaker, een stukje schaakpsychologie.

Soltis onderscheidt drie basisprincipes om de kans op een succesvolle swindel te vergroten:

  1. Zoek uit wat je beste tactische mogelijkheden zijn.
  2. Geef je tegenstander meerdere zetten om uit te kiezen.
  3. Breng je tegenstander in verwarring.

 

Noodzakelijke eigenschappen voor de swindelaar

De belangrijkste mentale eigenschappen die je moet hebben wanneer je in swindel-modus gaat zijn:

  1. Lef;
  2. Optimisme;
  3. Gebruik maken van de drie vragen techniek.

 

Psychologie achter de swindel

Judit Polgar stelt dat schaken 30 tot 40% psychologie is. Fischer gelooft daar niet in: ‘Ik geloof niet in psychologie, ik geloof in goede zetten.’ Teichmann zegt dat schaken 99% tactiek is. Laten we het erop houden dat ze allemaal gelijk hebben.

 

05 Fragment Petrosian – Korchnoi

 

Een voorbeeld van hoe de instelling van de speler kan bijdragen tot het toelaten van een swindel is de partij tussen Petrosian (net wereldkampioen geworden) en Korchnoi in 1963. Petrosian, met wit, zei over de partij dat hij de cruciale zet niet gezien had omdat hij ervan overtuigd was dat de zwarte stelling compleet verloren was. En dat hij, hoe lang hij ook naar de stelling zou kijken, de zet waarschijnlijk ook nooit gezien zou hebben.

 

Gezien mijn achtergrond is psychologie een zeer belangrijke factor in het schaakspel. En zal ik daarvan proberen te profiteren.

Voorbeeld: Als ik weet dat iemand met wit vrijwel altijd een (ongebruikelijke) opening kiest kan ik die tegenstander verrassen en misschien iets uit het evenwicht brengen door met wit zelf die opening te kiezen. Uiteraard met voorbereiding. Het is nu eenmaal moeilijker om ‘tegen jezelf’ te moeten spelen.

Ander voorbeeld: als je weet met welke zet iemand opent kun je die als zwartspeler alvast, vóórdat wit de zet speelt, de zet overduidelijk op je notatiebiljet noteren. Kan bij de witspeler misschien toch de vraag oproepen of de zwartspeler zich grondig heeft voorbereid en wil dat wit de vaste opening speelt. Als wit (daarom) besluit af te wijken is er alvast iets gewonnen.

 

Mentale instelling van de ‘beswindelde’

Een aantal redenen die te maken hebben met waarom iemand valt voor een swindel zijn volgens Soltis:

  1. De beswindelde denkt dat er maar twee resultaten mogelijk zijn: winst of remise. Met de mogelijkheid dat verlies mogelijk is wordt geen rekening gehouden.
  2. De beswindelde wil snel winnen. Oftewel ongeduld, de zwakke plek waar Smerdon uitgebreid op in gaat en hieronder nader wordt bekeken.
  3. De beswindelde houdt alleen rekening met de eigen tactische mogelijkheden en kijkt niet naar die van de tegenstander.
  4. De beswindelde gaat ervan uit dat er als vanzelf vooruitgang wordt geboekt.
  5. De beswindelde gaat op de automatische piloot. Met ‘gewone’, routinematige zetten kan de winst worden binnengehaald.
  6. De beswindelde beoordeelt de stelling verkeerd en mist het gevoel voor gevaar.

 

Vier zwakke plekken

Veel voorkomende gemoedstoestanden waar volgens Smerdon gebruik van gemaakt kan worden om te swindelen zijn:

 

  1. Ongeduld
  2. Overmoedigheid
  3. Angst
  4. Controledwang

 

Deze vier zwakke plekken en hoe de swindelaar daar gebruik van kan maken komen dit seizoen aan de orde. Te beginnen met:

 

  1. ONGEDULD

Hoe vaak heb je niet met een gewonnen stelling achter het bord gezeten terwijl je half suffende tegenstander weigert om op te geven? Je denkt dat hij niet alleen jouw tijd verspilt maar ook de zijne. Dan doet hij een zet, ongeduldig doe je de tegenzet en wacht weer op zijn opgave. Hij sukkelt weer in, je ergernis neemt toe. De beste instelling om beswindelt te worden! De wens om een partij zo snel mogelijk uit te maken is misschien wel de meest voorkomende oorzaak om een partij niet te winnen.

De speler die ‘leidt’ aan ongeduld is gevoelig voor zetten die de winst lijken te versnellen. De swindelaar zoekt naar een mogelijkheid om daarvan te profiteren. Een zet die schijnbaar de winst kan versnellen. Voor de ongeduldige speler vaak een grote verleiding.

Smerdon noemt zo’n zet, om de tegenstander te verleiden een fout te maken, een Trojaans Paard.

 

06 Fragment Boldman – Siniavsky

Wit staat beroerd. Zwart zou graag de dames afruilen om het pionneneindspel te winnen. Welke zet geeft zwart de gelegenheid om snel af te kunnen wikkelen maar geeft juist wit een kans?

 

07 Fragment Pilnik – Reshevsky

In dit fragment is het voorspel, de opzet van de swindel, het meest interessant. Bied je tegenstanders een bedrieglijke weg naar een snelle winst en het kan gebeuren dat ze van het juiste pad afwijken. Reshevsky zocht ongeduldig naar een snelle oplossing. Maar dat kan ertoe leiden dat je juist de complicaties opzoekt, met alle risico’s van dien,  in plaats van vast te houden aan een eenvoudige weg naar de winst.

 

08 Fragment Jansa – Bonelli

In deze partij geeft wit in een verloren stelling zijn tegenstander de kans het schijnbaar snel uit te maken.

14 Juli

1.

Veertien juli, de laatste speeldag van het door corona geteisterde seizoen 2021 – 2022. Slechts twee partijen die avond voor de Play Off. Tim van Rijs en ik spelen remise en delen de eerste plaatst in groep I. Ruben Meirmans wint van Flora Gaeta. Toch nog zo’n stuk of tien bezoekers.

2.

Veertien juli, de dag waarop ik liever de bekerfinale had gespeeld. Helaas kwam dat Vladimir wegens afsluitende feestelijkheden op school niet uit. Die gaan natuurlijk voor.

Waarom wilde ik het liefst juist op die dag spelen? Veertien juli, Quatorze Juillet, is de dag van de bestorming van de Bastille in 1789 en het begin van de Franse Revolutie. De dag waarop werd afgerekend met het ‘ancien regime’, vrij vertaald de ‘oude garde’. Dat leek me daarom, en om me alvast wat in te dekken, een prachtige symbolische dag voor de finale.

Zeggen ze niet: ‘L’histoire se répète’, de geschiedenis herhaalt zich? Dat slaat in dit geval niet op mijn vijfde verlies in de bekerfinale maar op wat er later gebeurde in Frankrijk. Drie jaar na het begin van de Franse Revolutie begonnen de ‘Jaren van Terreur’. Die jaren van terreur door de jonge garde staan ons, de schakers die wat al langer meedraaien, te wachten. In de Keizercompetitie bliezen nieuwkomers Jacob Gerritz en Tim van Rijs dit seizoen een aardig partijtje mee met respectievelijk een 5e en een 8e plaats. En dan hebben we nog de ‘oudere jongeren’ Romayn Brandsma en Vladimir Bartels. Die jammer genoeg niet meer meedoen in de Keizer maar als ze er wel waren velen van ons alle hoeken van het bord lieten zien.

Romayn en Vladimir noem ik de ‘oudere jongeren’ omdat zij al op het eind van mijn voorzitterschap in 2014 als jonge talenten volop meedraaiden en gevreesd werden. Wat mij echter verraste was dat Vladimir geboren is in 2005 en Romayn, Tim en Jacob in 2006, dus van gelijke leeftijd zijn! Tim, lid sinds 2016, en Jacob, een jaartje lid in 2015 en vorig jaar weer lid geworden, zijn in de luwte blijven hangen. Vandaar dat ik me dat nu pas heb gerealiseerd.

Hoe dit viertal zich de komende jaren verder ontwikkelt, we gaan het zien. Al is de geringe vooruitgang in hun rating wel een reden voor zorg. Maar ja, corona, weinig toernooien. Laten we het daarop houden.

3.

Veertien juli, vaag in het achterhoofd zat er nog iets. De zomer van 1972, juli, augustus. Getriggerd door de publiciteit (nou ja, dat had best wel wat meer gekund…): dat was de tijd dat de ‘Match van de Eeuw’ om het wereldkampioenschap tussen Spassky en Fischer, nu vijftig jaar geleden, werd gespeeld. Ik zocht op welke partij er op die datum is gespeeld.

Het verslag in de krant ‘De Tijd’ op veertien juli, geschreven door Jan Hein Donner en te vinden in zijn ‘Dagboek van een tweekamp’ (Het Spectrum, 1972) gaat over de roemruchte tweede partij van de tweekamp.

Na een zeer moeizame start van de match, zou die nou wel of niet gespeeld worden na alle eisen uit het Fischer-kamp, had Fischer de eerste partij verloren. Na een blunder, of toch niet??, op de 29e zet. Vanuit psychologisch gezichtspunt is het interessant wat Timman in zijn analyse over deze zet in het boek ‘De tweekamp Spasski – Fischer 1972’ (Prof. Dr M.Euwe en Jan Timman, uitg. Moussault Ten Have, 1972) schrijft:

‘Het is zo goed als zeker dat deze zet op een misrekening berust. Alle andere zetten leiden tot remise. Het is desondanks vreemd dat Fischer de vergiftigde pion neemt, als men bedenkt dat het de enige variant in de stelling is die doorgerekend moet worden.’

Een aardig artikel over de vraag of Lxh2 een blunder was of niet is op de website van HSG te vinden: https://www.hsghilversum.nl/was-fischers-lxh2-een-blunder/. Hierin wordt nog gemeld dat Fischer zelf jaren later zou hebben gezegd dat hij met Lxh2 de stelling wilde compliceren om zelfs op winst te spelen.

In het Psychologisch Laboratorium gaf Jan Hein Donner uitleg bij de partijen. De avond van de tweede partij waren mijn partner en ik er ook. De grote vraag was of Fischer zich, met wit, zou herstellen? Die vraag werd niet beantwoord want zoals bekend kwam Fischer niet opdagen en kreeg hij een reglementaire nul.

Op de voorpagina van De Tijd van veertien juli is het hieronder staande kadertje te vinden (dit is uit het boek, pagina 59).

Dat Mulisch onder de aanwezigen was herinner ik me niet. Wel dat ik als een gek naar mijn kamer fietste om bord en stukken te gaan halen om aan de simultaan mee te kunnen doen. Natuurlijk verloor ik.

Bij het naspelen van de partij, niet de moeite van het publiceren waard, zie ik ineens dat de speeldatum dertien juli is. Maar dat Donner er op veertien juli verslag van doet in de krant maakt dit verhaal toch mooi rond.