Categorieën
Vandaag :
♔ niets op de agenda
Vandaag jeugd:
Vandaag niets op de jeugdagenda

Wacht maar

In 1978 won Frank van der Velpen de schrijfwedstrijd die door het legendarische ‘Schaakbulletin’ werd uitgeschreven ter ere van het tienjarig bestaan van het blad. Voor onze in leeftijd gevorderde leden die hun beste tijd hebben gehad of aan de neergang van hun roemruchte betere jaren zijn begonnen is zijn verhaal ‘Wacht maar’ ongetwijfeld herkenbaar. Bij mij althans riep het te bekende gevoelens op.
Wat het verhaal extra bijzonder maakt, maar dat zal de jury toentertijd niet hebben laten meewegen, is dat Frank dit op zijn 23e schreef. Een visioen?

Hieronder het verhaal, met de beoordeling van de jury. De in die tijd, 1978, gangbare spelling heb ik ongecorrigeerd gelaten in Franks verhaal. Jammer wel dat ze hem in Schaakbulletin ‘van de Velpen’ noemen in plaats van ‘van der Velpen’.

 

Maar nu de finalisten. Hier rezen enige tegenstellingen bij de jury, want een meerderheid wilde in eerste instantie ‘het idee’ belonen, een minderheid legde het accent primair op ‘stijl’, Maar hoe dan ook, ‘Wacht maar’ van Frank van de Velpen uit Amsterdam, scoorde bij allen zeer hoog en naar hem gaat dan ook de eerste prijs. Hoewel de schommelingen in beoordeling ten aanzien van ‘Het bord’ van ]. G.Schoeman uit Dieren wat groter waren komt hij er toch duidelijk als tweede prijswinnaar uit. Veel moeilijker viel het ons een derde prijs toe te kennen omdat we de verschillen tussen de overige finalisten uiterst gering vonden. Toch staken volgens ons ‘De bevrijding’ van H.Engberts en ‘De Koning die niet kon schaken’ van ].].A. Moors iets boven de rest uit en delen zij de derde prijs.

Het is onze bedoeling in de komende nummers het merendeel van deze verhalen te publiceren. Rest ons alle inzenders te bedanken voor deze bijdrage aan het tienjarig bestaan van Schaakbulletin.

 

Wacht maar

Frank van de Velpen

 Slechts één punt heeft hij tot nu toe behaald in de tientallenkompetitie. En als je dat vergelijkt met de zeven wedstrijden die hij gespeeld heeft, mag je het wel een mager resultaat noemen. Volgens zijn eigen zeggen is het slechte resultaat vooral te wijten aan het feit dat hij vijf maal zwart heeft gehad en tevens ontbrak dat beetje geluk, dat je als speler toch altijd wel nodig hebt.

De andere jongens van het tiental maken al grapjes over hem. Gedwee lacht hij mee, maar binnen kookt het bij hem. ‘Wacht maar’, denkt hij bij zichzelf als weer iemand zijn slechte prestatie tot onderwerp van gesprek verheft. Weer komt ter sprake dat hij slechts één punt gescoord heeft en dat is nog wel in een wedstrijd die met 8-2 gewonnen werd gebeurd. Dus daar hebben ze hem in feite niet bij nodig gehad. Trouwens, het tiental heeft hem eigenlijk helemaal niet nodig gehad. Want alle wedstrijden zijn in winst omgezet, ondanks die nullen van hem. Grapjes als ‘we hadden ook met negen man kunnen spelen, dan hadden we ook ongeslagen bovenaan gestaan’ en ‘je had beter niet mee kunnen doen, dan hadden we de winstpunten door negen kunnen delen’ komen herhaaldelijk ter sprake. Op zich zijn het best leuke grapjes, maar omdat hij het lijdend voorwerp is kunnen ze hem niet bekoren.

Zijn reputatie staat met dit alles op het spel. Jarenlang is hij de grote man van de klub geweest en een ieder die tegen hem heeft gespeeld is met bibberende handen aan de start gekomen. Tot er op een gegeven moment een groep jeugdigen zo brutaal was hem uit te dagen. De jeugd is sterker gaan spelen en tegenwoordig krijgt hij wel eens op zijn broek, maar bij de oudere leden van de klub heeft hij nog immer de reputatie van de onoverwinnelijke.

Nu hij slechts 1 uit 7 gescoord heeft is die reputatie toch wel op losse schroeven komen te staan. Die reputatie heeft er wel zorg voor gedragen dat hij nog steeds aan het derde bord zit. Als het aan de wedstrijdleider alleen had gelegen, had hij allang aan bord zeven of acht gezeten. Gelukkig voor hem hebben zijn medespelers nog vertrouwen in hem en hij zal de laatste twee wedstrijden aantonen dat dat vertrouwen terecht is.

‘Wacht maar’, denkt hij nog immer. Er komt een wedstrijd dat jullie staan te springen om mijn overwinning. Smeken zullen jullie. Smeken dat ik de beslissende punt scoor. Misschien gebeurt het wel bij de kampioenswedstrijd? Dan zal hij door het kampioenschap veilig te stellen alle narigheid in de doofpot kunnen krijgen. Bij het winnen van de volgende wedstrijd zal het tiental kampioen zijn. Hij zal zich er volledig voor inzetten om nu uiteindelijk beslissend toe te slaan.

De belangrijke wedstrijd is gekomen en wat zenuwachtig gaat hij naar de speelzaal. Zijn teamgenoten zijn er al en nadat ze hem zien binnen komen lopen er al drie jongens op hem af. ‘Nu ga je toch een keer winnen hè?!’. merkt een der jongens op, die een score heeft van 6 uit 7. Waarom moeten ze dat nu weer opmerken denkt hij bij zichzelf. Zeggen zal hij het niet want in feite heeft men gelijk. Snel gaat hij over op een ander onderwerp en zijn taktiek slaagt. Tijdens het gesprek wordt er geloot voor de kleur van het eerste bord. En weldra blijkt dat hij weer zwart heeft. ‘Verdomme, weer zwart’ ontschiet hem, maar niemand hoort hem want ze zijn al op weg naar hun plaats. Hij hoopt dat zijn tegenstander geen e4 zal openen want hij is als de dood voor die zet. De partijen beginnen en zijn opponent opent d4, ‘Goddank’ mormelt hij voor zich uit en hij geeft zijn antwoord.

Na een rustige start van de wedstrijd komen er toch al enkele spelers onderscheidend goed te staan. Op een gegeven moment staat het 2-2 en hij staat op om te bezien hoe de vijf andere borden er bij staan. Hij schiet zijn wedstrijdleider aan om te vragen wat te doen. ‘Speel jij maar remise ‘ merkt de man op. Hij keert terug naar zijn stelling en geeft zijn antwoord op het door zijn tegenstander gekreëerde probleem. Als hij zes zetten later weer naar zijn wedstrijdleider loopt merkt deze op dat de situatie verslechterd is. De stand is 3½-2½ voor de tegenpartij. Er moet gewonnen worden. ‘Nu is mijn kans gekomen’ denkt hij en uitermate gekoncentreerd neemt hij plaats achter het bord. Door middel van deze éne partij kan hij de voorgaande nederlagen voorgoed doen vergeten.

Het is stil in de zaal en enkele mensen plaatsen zich rondom de tafel waar hij in gepeins zit te denken. Extra risiko’s nemen? Of proberen dit kleine voordeeltje vast te houden, vraagt hij zich af. Zes wedstrijden lang heeft hij geen geluk van Caïssa mogen ontvangen. Zal ze nu zo gul willen zijn? Hij gokt op de riskante kombinatie. De verwikkelingen zijn zeer moeilijk na te gaan. Zal zijn tegenstander het kunnen? Ogen dicht en zetten maar. De loper gaat naar e6 en nu een klein schietgebedje dat de man de giftige pion zal pakken. Kalm blijven en vooral niet verraden dat er een truc in de stelling zit.

Hij kijkt nog eens op het bord van zijn buurman. Zijn tegenstander laat zijn hand heen en weer gaan boven de stelling. Pakt hij de pion? Pakt hij niet de pion? Hij pakt hem! De man is er ingetrapt, nu kan de winst binnen enkele zetten behaald worden. Eerst toren slaat d6 en dan moet het mat volgen. Het is hem gelukt. De winst is binnen en de hele klub zal hem aan de voeten vallen. Smekend om vergiffenis, dat men hem zo gekweld heeft met die 1 uit 7. Hij immers zal het kampioenschap veilig stellen want het scorebord vermeldt een 4½-3½ voorsprong.

Een groot gejuich gaat op en blij kijkt hij om zich heen. Want iedereen zal nu toch wel door hebben dat hij mat in vijf heeft. Maar neen, vrijwel iedereen staat bij het achtste bord waar het 5½je gescoord is. De jongen wordt op de schouders genomen en iedereen is uitbundig van vreugde. Het kampioenschap is behaald.

De wedstrijdleider komt naar hem toelopen en zegt: ‘Geef maar op we zijn al kampioen’.

‘Maar ik ga winnen’ zegt hij wanhopig. Mat in vijf!

‘Ach, dat doet er niet toe’, merkt de wedstrijdleider op en hij loopt weg. Op naar de bar om een pilsje te nuttigen op het behaalde kampioenschap.

Ontroostbaar staat hij bij zijn gewonnen stelling.

 

Delen